20 jaar werk ik in de horeca. Eerst als studentenbijbaan, toen als blijven-hangen-na-m'n-studiebaan en de laatste jaren als 'echte' baan, in het restaurant dat mijn vriend en ik samen openden in 2010. Na corona nam ik grootdeels afscheid en verruilde ik mijn fulltime keuken voor een kantoor en mijn bar voor een computer. Ik werk er alleen nog op invalbasis. Mis ik het niet? Zeker wel. Er is nogal wat te missen. Wat zoal, dat vertel ik hier.

 

Utopisch Deventer

Nu we hebben besloten ons restaurant te verkopen, verandert er veel. Althans, feitelijk verandert er niets tot we daadwerkelijk zijn verkocht, maar in onze fantasie leiden we al een compleet ander leven. In dit leven zijn we uitgeruste mensen, met altijd zin in de dag. We zijn ook opgeruimd; hebben structuur en leven volgens rust, reinheid en regelmaat. We staan op, zetten koffie, lezen de krant, aaien de kat en maken plannen om erop uit te gaan. We zijn er vroeg bij, maar uitgeslapen, en de dag ligt open. De zon schijnt altijd en wie een scherp oor heeft, hoort zachte vioolmuziek op de achtergrond en tjilpende vogels. Eenmaal gedoucht en aangekleed gaan we monter op pad, want ‘monter’ is een woord dat echt bij ons past tegenwoordig. Op deze specifieke imaginaire dag pakken we de auto en vertrekken we naar Deventer, want Deventer ligt aan het eind van de regenboog en daar gaan we nu de schat halen.

Lees meer »

De juiste beslissing

‘Weten jullie zeker dat jullie dit nog steeds willen?’ Hij heeft z’n jas nog niet uit, maar komt meteen to the point. Ik weet het zeker. Nee, niet, ik weet het niet zeker. Ik weet het niet zeker, maar ik knik van wel.

Lees meer »

Let op de friet!

Het is een drukke avond in het restaurant waar ik werk. De gedachte aan een rookpauze is wat mijn collega en mij op de been houdt. Als we eindelijk de laatste bestelling hebben weggewerkt en de keuken uit willen gaan, horen we achter ons de printer toch weer een bonnetje uitdraaien. Gelukkig staat er alleen een bakje friet op; dat kan onze Bauke uit de afwas wel regelen. Ik gooi een portie friet in het frituur en vraag hem erop te letten terwijl wij even buiten een sigaretje gaan roken. Als we terugkomen, treffen we Bauke starend in het vet. De friet is bijna zwart, zo aangebrand, maar is nergens heen gegaan. Bauke heeft er goed op gelet.

Lees meer »

Een blote collega

‘Betalen ze per bier, of hebben ze de drank afgekocht?’Dat ze geen kleren aanheeft maakt de eerste minuten ongemakkelijk. Ik weet me geen raad met mijn ogen. Ik probeer haar aan te kijken, maar ze kijkt terug en dat maakt me verlegener dan haar blote lichaam.

Lees meer »

Semirotzooi

Deze week overleed Wim de Bie; een man die ik kende doordat mijn vader Keek op de week aanzette vroeger, maar wiens werk ik nooit heb gevolgd. Een gemiste kans, blijkt nu. Overal lees ik hoeveel hij en Kees van Kooten voor het Nederlands hebben betekend. Maar liefst veertig woorden voegden zij toe, bliezen zij leven in of gaven zij nieuwe betekenis. Veertig! Stoned als een garnaal, doemdenken, mag ik even een teiltje, op z’n pik getrapt, mozes kriebel; ik gebruik ze allemaal. Had ik dat toch geweten. Was Wim de Bie maar mijn buurman geweest, bij wie ik op zondagmiddag koffie ging drinken en met wie ik dan zou bespreken wat de taal ons die week weer had geflikt. Een specifiek voorval bij ons in het restaurant zou ik hem niet hebben onthouden.

Lees meer »

Een wijntje

Prosecco? Mijn collega en ik staan bij de deur en ontvangen de gasten met een glimlach en bubbels. Ik win. Mijn dienblad gaat sneller leeg dan het hare, dus ik ben eerder van de kramp verlost. Als ook de bruid en bruidegom arriveren, toast en proost het gezelschap uitgelaten en gaat vervolgens aan tafel. De avond kan beginnen.

Lees meer »